Leren van mijn tuin (1): Duisternis
(Geplaatst in MaatschapWij 7 april 2024)
Hoe dichter de zon naar de horizon daalt, hoe meer er een grijze damp uit het weiland opstijgt. De zwanen laten zich, roerloos en op afstand van elkaar, opslokken door de nevel. Het is het moment van de dag dat alles stilvalt; de wind, het verre geluid van een weg, mijn onrustige geest. Nog een paar uur en dan zal de vage gloed aan de horizon uitdoven. Dan zal het pas echt donker zijn.
Nu niet naar binnen vluchten, geen vuur ontsteken maar een deken om me heen slaan en gaan zitten, langzaam het nachtleven in gaan. Het gescharrel onder een hoopje bladeren opmerken, de merel beantwoorden met mijn eigen fluitimprovisatie, de eerste sterren zichtbaar zien worden. Maar vooral ervaren hoe de stilte dit alles draagt.
Het donker komt er maar bekaaid vanaf in onze symboliek. Wie een boek over ceremonies van om het even welke religie opslaat struikelt over ‘lichtsymboliek’. Licht moet het duister verjagen, licht wint. Licht voedt. Licht staat voor hoop. Het is wachten op de ochtend, op de eerste zonnestralen. De ‘buitenste duisternis’ is de meest verlaten plek waar geen mens wil zijn. Schrijfster Marjolein van Heemstra ging op zoek naar meer duisternis in haar leven. Met de Nacht-Wacht probeert ze het beeld van het duister te verbeteren. De overvloedige lichtvervuiling in onze samenleving is slecht voor het eco-systeem en heeft verdachte connecties met een neo-liberaal denken dat menselijke maat en bioritme aan productie en geld heeft geofferd. De nacht staat voor inkeer, rijping, transformatie, creatie uit het niets en is dus verdacht door krachten die alles van macht en controle verwachten. Niet het ochtendgloren maar het geheimzinnige duister dat eraan voorafgaat is de voedingsbodem voor een nieuw inzicht, ontkiemende gedachten. Het zorgt ervoor dat ik met een gedicht op mijn tong wakker wordt.
Mijn verhuizing van de randstad naar het Noorden heeft een herwaardering van het donker gegeven. Ook vanavond scharrel ik nog wat rond in een donkere tuin, onderdruk mijn neiging om een licht te ontsteken. In de beperkte bundel van de zaklamp zie je de dingen namelijk scherp maar het licht verblindt en vervormt ook. Wie went aan het donker ziet minder scherp maar breder. Ik ben meer onderdeel van een groter geheel. Een lichtbundel kiest en selecteert. De lichtbundel staat voor de sturende aandacht die we op scholen leren. Scholen leren ons te focussen. Aandacht staat gelijk aan concentratie. Ik kom, zie, analyseer en los op. Het donker leert ons iets anders.
In zijn boek ‘Aandacht’ vertelt Andries Baart over de trage wakende aandacht. Het is een aandacht die niet ‘verwerkt’ en conclusies trekt maar iets anders doet. “Aandacht moet iets ingewikkelds doen,” zegt Baart. “Zij moet gestuurd en gericht worden, verzameld en scherp blijven en tegelijk moet zij zich openen voor het onverwachte, het ondoorgrondelijke.” Trage aandacht, zegt Baart, kan verwijlen en verglijden. Het is een genietende en scheppende aandacht. De ruimte wordt niet verkleind maar vergroot. Het is aandacht die ontvangt en welkom heet, die de onrustige doener in mij tot staan brengt. Aandacht die niets wil, niet duwt en trekt.
Trage aandacht staat tegenover een ‘koloniserende’ aandacht. Dat is aandacht die mij bezet, iets van mij moet. Die aandacht neemt over en stuurt. Ze rent vooruit naar de plot, is erg met zichzelf bezig. Hoe meer betekenis ze vindt en hoe snediger haar vragen zijn, hoe blijer ze is met zichzelf. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat dit soort aandacht beter gedijt in onze tijd.
Laten we ons licht eens uitdoen. Niet kiezen, niet weten. Leger worden. Ontvankelijker. Wennen aan het donker. En dan kijken wat er gebeurt.
Rien