Openbaringen
Door mijn opvoeding in de pinkstergemeente heb ik een fris wantrouwen opgelopen tegen stemmen, engelen en goeroes. Mijn vader had de functie van ‘oudste’ en ging parttime voor in de gemeente. Als we in de gemeente avondmaal vierden, kreeg iedereen een ‘profetie’. Hij legde zijn handen op mijn hoofd en kreeg dan woorden door, al of niet vooraf gegaan door ‘tongetaal’. Ze gingen over mijn nog jonge leven, waarschuwden tegen dwalingen en bevatten een wijsheid die altijd wel klopte. Toen hij een keer ‘een schaduw’ over mijn leven zag vallen, kreeg ik het wel benauwd. Het maakte me onzeker. Ik wilde mijn lot in eigen hand nemen en vooral.. een vader die als vader tot me sprak.
Mede door deze ervaringen kreeg ook de new age beweging met zijn mediums en gechannelde boodschappen weinig voet aan de grond bij mij. De theologiestudie werd mijn vlucht vooruit en de ratio een veilige haven. Als ik mensen tegen kwam die hun wijsheid direct uit hogere regionen ontvingen, vroeg ik me altijd af waarom ze diezelfde wijsheid niet namens zichzelf durfden uit te spreken. Ik had te veel mensen ontmoet die met hun geleende autoriteit een onbalans in zichzelf wisten te verbloemen.
En toch ben ik altijd wat jaloers gebleven op die gave van het profeteren van mijn vader. Later ontdekte ik dat je, in coaching (niet alleen daar…), jezelf bewust moet openen voor en afstemmen op de ander. Dat afstemmen is niet hetzelfde als een concentreren op het ‘probleem’ om het vervolgens op te lossen. Je ziet de ander niet als een object. Je treedt in een relatie. Je probeert alleen maar present te zijn. Er gaat iets stromen in je, flitsen van inzicht, een woord dat zich aandient. Naast het wikken en wegen van de ratio neem je deel aan een veel bredere ‘informatiestroom’ tussen mensen. Soms raak ik een ‘tacit knowledge’, onbewuste kennis die opeens en onverklaarbaar aanklopt bij mijn (ons?) bewustzijn en die de vergelijking met een ‘openbaring’ doorstaat. En dan ben ik terug bij mijn opvoeding. Mijn vader had geen hoge pet op van zijn eigen inzichten. Hij kon zich simpelweg afstemmen op een ander domein. Is er toch nog een lijn die doorloopt?
De dichter Pessoa opent zijn ‘kruiswegstaties (XIII)’ met de volgende zinnen:
Als bode van een onbekende koning
Volbreng ik vage opdrachten van hogerhand
Mij klinken zonderling, zonder verband.
De plotse woorden die me op de lippen komen
De schrijver als ‘medium’. Pessoa noemt zichzelf in dit gedicht een ‘afgezant’. Dan vervolgt hij echter met ‘ik weet niet of de koning die mij stuurt bestaat.’ Dat weten is namelijk ballast. Het maakt je hoogmoedig. Je moet leeg worden, vergeten, geen hoge pet op hebben van je eigen inzichten.
Hij sluit af met:
‘En toch! Ik voel mij hoge overlevering
Van voor de tijd en ruimte en zijn en leven
Ooit hebben mijn gevoelens God gezien.
Prachtig verwoordt hij hier zijn heimwee en vervreemding, die ik zo goed herken. Ooit hebben mijn gevoelens God gezien.
Rien