Stemloze Grond

Stemloze Grond

28 januari 2025 Geen categorie 0

Geboortegrond

Op 4 november 1956 glibberde ik de aarde op, tussen de veilige weefsels van mijn moeder vandaan, het oerwater, de oergrond waaruit ik voortkwam. Langzaam was ik daar gevormd, een stukje leven – was er al bewustzijn? – vastgekoekt aan de baarmoederwand als een kostbaar en kwetsbaar koraal. Een en al verwevenheid begon ik ruimte in te nemen, mij voedend aan de vochtige organen van mijn moeder. Ergens tussen die waterige weefsels is mijn zelfstandigheid ontstaan en daarom moest ik weg, lucht krijgen, de leegte en de droogte in.

Mijn herinnering aan deze oerwereld zou snel verdwijnen. Ik kwam terecht in een lege polderwereld. Ook nat maar winderig met oneindig veel ruimte. De bodem van een zee. Je kon er soms het gorgelen van wegzakkend water nog horen, vastraken in slibberige grond. Het water was nooit ver weg, weggesluisd achter imposante dijken, tegengehouden door zanderige duinen waar het helmgras pijn aan je voeten deed. Een wereld waar het moeras geweerd werd. Rechte wegen, lijnen, sloten die strategisch gegraven waren. Er waren zo weinig wegen dat je nooit kon verdwalen. Maar als kind hoefde je ook nooit ergens naar toe. Ik verdwaalde in de ruimte, de onmetelijkheid van het land, de tocht langs een greppel of zwalkend over boerenland naar een kerktoren in de verte. 

Al snel leerde ik dat dit land niet wild en vrij was, dat ik over eigendom liep. Dat er hekken waren en dat grond een bestemming had, tot rendement moest leiden. Ik moest van A naar B leren lopen, fietsen vooral, een recht pad volgen, eindeloze polderwegen langs een bomenrij met daarachter een sloot of een vaart en later in de verte de saaie dozen van de agro industrie terreinen. Hoe sterk is de eenzame fietser, die kromgebogen over zijn stuur tegen de wind zichzelf een weg baant, zong mijn held Boudewijn later.

De grond van mijn kinderbestaan was het zwijgende land, ogenschijnlijk een land zonder geschiedenis, zonder verhaal. Het was grond waar je je wil aan kon opleggen. Wij Hollanders trokken met onze VOC schepen de wereld over, koloniseerden gebieden die we leeg en van ons verklaarden. Maar ook de landwinning naast de deur, het water dat ons bedreigde of die ons nieuwe ruimte kon verschaffen, was onze specialiteit. We koloniseerden grond niet alleen ver weg. Ik ben opgegroeid op gekoloniseerde grond. Ik ben opgegroeid op zwijgend en leeg land. Passieve en inerte grond, stemloos en gereed voor mijn bewerking. Heeft de grond onder mijn voeten dan geen verhaal? Klinken er nog stemmen van voorouders? Kan een land pijn hebben? Is haar stemloosheid misschien een keuze van onze cultuur? Misschien is die feitelijke grond waarop we lopen een gekleurde en bepekte waarneming en kunnen we, om met de filosoof Kant te spreken, het ‘Ding an sich’ nooit volledig kennen. 

Koloniale grond

Ik neem je mee in een verhaal uit een recent boek van Amitav Gosh: De vloek van de nootmuskaat. Het wellicht overbekende verhaal van de Banda-eilanden in de Molukken. 

De Banda-archipel is een kleine groep eilandjes in de Indonesische regio Maluku. Een enorm afgelegen gebied die desondanks, vanwege haar grond, een belangrijke plek in de wereldgeschiedenis heeft gekregen. De eilanden liggen op een belangrijke breuklijn en zijn een overblijfsel van een oude, geëxplodeerde vulkaan. De Gunung Api of de Vuurberg die nog steeds actief is en boven de Banda-eilanden uittorent. Die vulkanische bodem bracht een uniek alchemistisch mengsel in de grond die in combinatie met weer en wind een wonderbaarlijke plant voortbracht: de Mystica fragrans – de nootmuskaatboom. De vrucht daarvan leverde zowel nootmuskaat als foelie (de buitenste laag van de noot) op. In de 16e eeuw steeg de waarde van de nootmuskaat enorm. Artsen in Engeland beweerden dat het kon worden gebruikt ter genezing van de pest die door Eurazie trok. De culinaire toepassing van nootmuskaat, kruidnagel en peper raakten ongekend populair. Prijzen waren zo astronomisch dat de producten op zich symbolen van luxe en rijkdom werden. De VOC schepen die dit gebied bereikten, dachten of deden alsof ze de eersten waren die deze handel starten terwijl in werkelijkheid het gebied al eeuwen handeldreef met de Arabische wereld, China en andere landen in de regio. De handelswijze van deze nieuwe partner, met Jan Pieterszoon Coen aan het hoofd, was anders. Zij eisten niet alleen een volledig willekeurig handelsmonopolie op. In hun eigen Europese wereld ontstond een nieuw type beschaving waarin het wetenschappelijk rationalisme overheerste. Newton beschreef het heelal als een soort machine. De werkelijkheid was niet iets van verhalen en sacrale plaatsen. De werkelijkheid moest geobserveerd, geanalyseerd  en benut worden. Dit mengde zich met een ongekend hebzuchtig kapitalisme waarin ‘Natuur’ niet meer was dan een inerte opslagplaats van hulpbronnen. Voor Jan Coen en de VOC hadden de bomen, vulkanen en landschappen van de Banda-eilanden geen andere betekenis dan hulpbronnen die konden worden ingezet om winst te genereren. 1621 Werd voor de Banda eilanden een apocalyptisch rampjaar. Het is niet nodig om hier de ongekende wreedheden te schetsen die het verzet van de inheemse bevolking opriep. Misschien is het voldoende om de conclusies van  twee deskundigen van het Journal of Genocide uit 2012 te citeren namelijk dat ‘de bijna totale uitroeiing van de bevolking van de Banda-eilanden in 1621 een duidelijk genocidale daad (was), gepleegd onder leiding van gouverneur-Generaal Jan Pietszoon Coen bij het afdwingen van het Nederlandse monopolie op de specerijenhandel.’  

Welk boek je ook leest over onze koloniale projecten, het zijn er nogal wat, overal was sprake van inheemsen met liederen en verhalen over hun grond. Daartegenover kolonisten die de grond met winstoogmerk bekeken en het zagen als levenloos en dus rechteloos.

Sprekende grond

Moeten we niet zeggen dat al deze verschrikkelijke dingen bij een andere tijd en een ander mensbeeld horen? Dat wij ‘modernen’ niet kunnen worden aangesproken op de wreedheden van onze voorvaderen? Interessant is dat Amitav Gosh de diepten van de koloniale houding laat zien en die in verband brengt met onze huidige planetaire crisis. Of eigenlijk crises: ‘Het is een alomtegenwoordige crisis waarin geopolitiek, kapitalisme, klimaatverandering en raciale, etnische en religieuze tegenstellingen in elkaar grijpen en elkaar versterken en versnellen.’ (Gosh, 249)

In dit verhaal wil ik me richten op de twee tegengestelde houdingen t.a.v. grond:

  1. De stemloze aarde die onbezield is. Weliswaar moet ze verstandig beheerd worden maar in wezen is ze een inerte entiteit die bestaat om te worden geëxploiteerd en ten nutte gemaakt met  behulp van technologie en wetenschap.
  2. De vitalistische aarde met een eigen ‘wil’ en identiteit (Moeder Aarde, Gaia, etc.). Ze is verbonden met sacrale plaatsen, met verhalen, oude rechten, geesten en stemmen van voorouders en inheemse culturen.

De wereld als grondstof tegenover een aarde die terugpraat. In 1855 weigerde een indianenopperhoofd in het huidige Oregon een verdrag te ondertekenen omdat hij vond dat het de stem van de aarde uitsloot: ‘Ik vraag me af of het land iets te zeggen heeft,’ vroeg hij (Gosh 64)

Heel lang is de tweede visie afgedaan als primitief, een geestenwereld vol bijgeloof. In het beste geval bewaren we haar in onze mythen met haar symboliek en rituelen om het mysterie van ons bestaan een plek te geven. De tragiek is dat dit de visie op de niet-menselijke wereld om ons heen nauwelijks heeft veranderd. Het koloniale economische denken is sinds de industriële revolutie als een wals over de aarde gegaan. 

Grond voor verandering

Toch is er een kentering gaande, misschien een revolutie. De ingrediënten voor een andere vitalistische visie op de aarde komen uit verschillende hoeken: we weten steeds meer over organismen, over bewustzijn en over de rechten van het ‘niet-menselijke’.  

Je zou de aarde misschien best als een ‘wezen’ kunnen zien, een complex en moeilijk te doorgronden ‘wezen’. ‘Er zitten meer levende organismen in een theelepel grond dan er mensen op aarde zijn’ (citaat uit film ‘Onder het maaiveld’). Hoe meer kennis we krijgen, hoe indrukwekkender dit wordt. We zien hoe alles samenwerkt. De grond onder onze voeten is zwanger. Ze bevat ongekende programma’s en lost allerlei problemen op zonder en zelfs ondanks menselijke bemoeienis. Wortelstelsels van bomen hebben een hersenachtige structuur. Ze geven allerlei stofjes door, waarschuwingen, weren bedreigingen af. Sommigen spreken van een Wood Wide Web onder de grond. Dat dieren een bewustzijn hebben is begrijpelijk maar een boom…of een rivier? Komen we dan niet in een zweverige hoek terecht? Peter Wohlleben, boswachter, wetenschapper, zeker geen zwever, schrijft bestsellers over de geheime band tussen mens en natuur.  De gedachte dat bomen al miljoenen jaren bestaan en de moderne mens een jonkie is van zeg 200.000 jaar fascineert hem. Ook hij kan niet aantonen dat bomen een bewustzijn hebben maar zijn boek lezende realiseerde ik me weer hoe weinig we echt over bewustzijn weten. Misschien is het bewustzijn van een boom oneindig traag en kunnen we ons eenvoudigweg niet voorstellen hoe dat werkt. We leven als het ware in verschillende tijdsschalen. Tegen mijn kleinkinderen zou ik zeggen: natuurlijk kun je met bomen praten maar op het antwoord moet je heel lang wachten en zoveel tijd hebben we niet. 

We zijn ongelooflijk beperkt in een kort leventje. Vreemd, denkend, liefhebbend en dromend vlees. Bederfelijk vlees dat zomaar kan leegbloeden als het van de trap valt en tegelijk weten we in onze taal grootse perspectieven te openen. Alleen dichters kunnen deze spanning laten voelen. De dichter Vasalis zegt in een prachtig gedicht (fragment):

            Er zijn bewegingen die wel een eeuw heengaan 

            en een eeuw terug,

            en andere zo vlug. Bijna achterstevoren.

            Het is te zien, te voelen en te horen.

            Ik weet dat het er is, zoals ik weet hoe in mijn bloed

            krioelt door donkere gangen. Dek het toe met huid.

            Dek het heelal met stilte toe, met ongevoeligheid, met tijd.

Dek het maar toe met tijd. Ik wil het niet weten. We zijn in de tijd gevangen en we missen de grote bewegingen, een lange adem. Een eeuw heen en een eeuw terug. Iets beweegt door ons krioelende leventje in een ander ritme, iets wat je alleen maar ziet door uit te zoomen. Misschien is dat ook zo met bomen en met andere natuur. Een andersoortig leven met een ander ritme, in andere tijdschalen bewegend dwars door ons kortstondige leventje heen. Misschien kunnen we dat ook bewustzijn noemen, alleen nog onbegrepen. We voelen het als een trouwe aanwezigheid maar weten niet goed hoe het werkt. Maar als we het erover eens kunnen worden dat het niet-menselijke, zoals de natuur, bezield is, dan geeft dat ook rechten, zoals we mensenrechten kennen. Het betekent dat je het respect geeft, dat je het niet manipuleert en koloniseert voor je eigen gewin.

In de rechtszaal wordt dat op dit moment uitgevochten. Hoe voer je een gesprek met iemand die je niet meer verstaat? Of die zo verzwakt is dat ze niet meer voor zichzelf kan opkomen? Een voogd en woordvoerder met juridische bevoegdheden zou de verdediging kunnen overnemen. Dat gebeurt op dit moment op talloze plekken in de wereld waar rivieren, bossen en landschappen rechten verkrijgen en weer van zich kunnen laten horen, zij het via een intermediair. Jessica den Outer is in Nederland een voorvechtster van deze beweging: “Er is een mechanisme aan de gang waardoor de economische belangen continu de overhand krijgen. We hebben wel regels en beleid om de natuur te beschermen maar toch delft de natuur vrijwel altijd het onderspit. Of we verplaatsen de problemen naar andere landen of naar toekomstige generaties. De stem van de natuur wordt in de afwegingen onvoldoende gehoord.” (Jessica de Outer, interview www.delichtkogel.nl)

Een ander voorbeeld is Elmo Vermijs. Hij is een kunstenaar die filosofie en verbeelding verbindt en veel projecten in de natuur doet. Hij maakte een film van een groot project in het Amstelpark in Amsterdam waarin een rechtszaak werd nagespeeld. In die rechtszaak spraken de bomen zich uit. De bomen werden gerepresenteerd door verschillende advocaten, uiteraard speculatief maar het is een mooie speelse manier om te kijken hoe je argumenten veranderen door de natuur als een levend wezen met rechten te zien.

Kortom: het idee van een levende aarde met een identiteit en met rechten, zoals we die tegenkomen in de inheemse culturen, is actueel en helpt me om respectvol met de aarde om te gaan.

Mijn innerlijke grond

Als ik tijdens het tikken van dit artikel rondkijk in mijn studeerkamer en mijn boekenkast op mij in laat werken, valt me een ding op. Mijn boeken gaan over mensen, over menselijke ontwikkeling, menselijke relaties. Mijn opleidingen en beroepen richtten zich op mensen. Ik heb leren nadenken over menselijk bewustzijn. We zijn gepokt en gemazeld in een antropocentrische cultuur. Daarmee zijn we niet alleen gevangen in de tijd maar ook in de taal. De bioloog en ontdekkingsreiziger Arita Baaijens stelt een ‘rewilding’ van de taal voor. Maak haar speelser, eigenzinniger, ongehoorzamer, poëtischer… Het zal ons helpen een innerlijke biodiversiteit te ontwikkelen en daarmee meer waar te nemen.  

Ik spreek voor mezelf. Ik ben niet langer de ingenieur en de rentmeester, eerder de keizer zonder kleren. Laten we ons naakte niet-weten gewoon accepteren en oefenen met een groter bewustzijn, oefenen in empathie naar de ‘leef’wereld om ons heen. Oude bronnen van inheemse culturen helpen ons taal te vinden. Ik wil anders leren kijken, niet meer soeverein en alwetend. Langzaam besef ik mijn verwevenheid met alles. Verwevenheid met iets groters waar ik geen overzicht over kan krijgen. Ik kan mijzelf niet uit dat grotere plaatje losknippen. Bewustzijn is niet iets in mij maar het is om mij. Ik ben natuur. De natuur waar ik zelf onderdeel van ben, is niet een doofstomme kracht. Ik kan haar niet beoordelen op bruikbaarheid, ze heeft wezenlijke waarde, een oude familie waarmee de banden weer hersteld worden. Langzaam zal ik die nieuwe taal leren. Langzaam zal ik nieuwe stemmen leren verstaan. Ik herken ze weer uit mijn kindertijd. Stemmen van land, lucht, bos en water. De uil die vanuit de boomtop ondoorgrondelijk door me heen kijkt. Ik ben te gast. Ik voel het. Het gesprek kan beginnen.

Rien van der Zeijden