Zoek jezelf broeder/zuster.. (long read)
‘Zoek jezelf broeder!’ Het is deze meesterlijke parodie van van Kooten en de Bie op de new-age- navelstaarderij van de jaren zeventig die nog altijd nazindert in mijn hoofd. Ik die van het ‘Ken Uzelve’ ben… Zo zullen de oude Grieken het toch niet bedoeld hebben? Zitten we niet hopeloos opgescheept met dit antropocentrisch wereldbeeld? Vraagt deze complexe tijd niet iets heel anders dan Ik en Mijn Meditatiekussen? In dit artikel wil ik je meenemen op een kritische reis langs de rocky road van de ‘leef vanuit je kern’-gedachte.
Leven vanuit de kern
‘Wanneer een mens centrum heeft, vinden alle indrukken van buiten daar een steunpunt. Wie geen centrum heeft, onzeker is, laat zich door elke indruk uit het evenwicht brengen, wordt steeds onzekerder, terwijl bij de eerste het centrum zich bij elke indruk steeds meer doorzet.’ (Etty Hillesum; Het verstoorde leven)
Etty Hillesum, de joodse ‘mystica’ uit Amsterdam in de tweede wereldoorlog, formuleert hier precies wat haar zo boven haar tijd heeft getild. Wat is dit ‘centrum’ waar zij over spreekt? Is dit zelfvertrouwen? Daarvoor heeft ze te veel twijfels, zoals blijkt uit haar dagboek. Is het je eigenheid? Je kern? Heeft dat wat ons stuurt te maken met iets diep ‘in onszelf’? Sommigen geloven dat we een soort aangeboren ‘innerlijk beeld’ hebben die door ons in onze biografie ingevuld wordt, gerealiseerd wordt. Het is de gedachte dat je leven ‘een verhaal’ is en dat het de vraag hoe je de fundamentele plot van dat verhaal vindt.
Soms lijkt het erop dat de moderne psychologie dit hele thema een beetje aan de kant heeft geschoven. Als je een hedendaags psychologieboek leest, dan gaat het over het brein, over cognitie, gedrag, heel veel biologie en medische kennis. Er is een huiver om grote woorden te gebruiken. James Hillman had grote kritiek op deze uitgeklede psychologie. James Hillman was een psycholoog, wetenschapper en auteur en schreef in 1997 ‘De Code van de Ziel’, een boek dat mij diepgaand heeft beïnvloed. Hij zegt aan het begin van dit boek:
‘Hoe meer mijn leven wordt verklaard door wat er al in mijn chromosomen is gebeurd, door wat mijn ouders al of niet hebben gedaan, en door mijn vroegste, allang verstreken levensjaren, des te sterker is mijn biografie het verhaal van een slachtoffer. Ik leef een plot die is geschreven door mijn genetische code, voorouderlijke erfelijkheid, traumatische voorvallen, ouderlijke onderbewuste en maatschappelijke toevalligheden.’
Wat stuurt ons? Voor dat je het weet, zegt James Hillman, ben je een soort slachtoffer. D.w.z. je wordt gestuurd. Door je genen, je eerdere levenservaringen, het systeem om je heen.
Veel coaches zullen dit uit hun eigen praktijk herkennen. Wij spreken vaak met mensen die last hebben van ‘het systeem’. Een systeem waar ze niet over gaan. Je gaat terug naar de kern met ze. Dat betekent niet alleen ‘Waar zit jouw invloed en aangrijpingspunt?’ maar ook de vraag wat jij nu eigenlijk wilt. Enorm veel mensen lijken wel een innerlijke tegendruk te zoeken tegen het systeem dat zo dominant geworden is in hun leven. Je moet van alles in dat systeem. Op die momenten in je begeleiding vertellen mensen hun verhaal heel vlak. Het verhaal wordt door chronologie bepaald: toen gebeurde er dit, toen gebeurde er dat. Het is een verhaal zonder plot en de ik-figuur heeft niet voldoende invloed meer op dit verhaal. Hij of zij is in een situatie terecht gekomen dat je ‘van buiten naar binnen’ leeft terwijl je weer ‘van binnen naar buiten’ wilt leven. Maar wat is dat ‘binnen’? Wat is die onrust in mij? Hoe houd je je inspiratie levend, hoe vind je je eigen weg, dat waarvoor je het allemaal bent begonnen? Is het waar dat diep van binnen mij mijn weg wordt gewezen?
Plato had het idee dat je als een geroepene de wereld betreedt. Dat is een heel oud idee wat hij in zijn belangrijkste werk, De Staat, uitwerkt. We hebben volgens Plato niet alleen een onsterfelijke ziel. Maar we bezitten ook een persoonlijke daimon. Dat is niet die kwade geest zoals we die later hebben leren kennen. Onze eigen daimon beschermt ons en bestuurt ons.
Het idee van een onsterfelijke ziel kennen we natuurlijk wel omdat het in het Christendom is overgenomen. Maar het idee van een persoonlijke daimon is verrassend genoeg herkenbaar in het moderne gevoel van veel mensen. Het brengt ons in de buurt van het idee van een persoonlijke roeping. Die daimon fluistert ons als het ware ons patroon, ons pad in. Het is eigenlijk het idee van jouw persoonlijke mythe.
Dit idee wordt door iemand als James Hillman overgenomen. Hij zegt dat je de daimon kunt negeren maar het is een soort uitstellen zoals je een roeping kunt uitstellen. Je kunt hem vermijden, bij tijden opzijzetten maar je daimon is veeleisend. Ze blijft je lastigvallen en ze wijkt niet. Uiteindelijk moet ze tevoorschijn komen.
In de geschiedenis blijft dit hele idee steeds weer opduiken. De Romeinen noemden het onze genius. De Romantici zeggen dat de roeping uit ons hart komt en Michelangelo zag het beeld al in de sculptuur die hij aan het maken was. Hij hoefde het alleen maar te ‘bevrijden’. Hillman zelf gebruikt het beeld van de eikevrucht. Alle potentie van de eik in wording is als het ware al in die eikevrucht aanwezig. Het is een individueel beeld van je bestemming en het confronteert je steeds met een raadselachtige kracht in je leven die je als het ware een bepaalde kant opstuurt en jou laat voelen dat er geen andere weg is dan de eigen weg….
De ontwikkeling van het Zelf
Is het op deze manier praten over het Zelf er altijd geweest of is het iets moderns?
De bekende 20e-eeuwse filosoof Charles Taylor laat heel mooi zien hoe het moderne zelf zich heeft ontwikkeld. Hij maakt een onderscheid tussen de ‘enchanted world’ (de betoverde wereld) en de wereld na de verlichting. Hij gebruikt hiervoor twee beelden van het zelf.
In de voor-moderne wereld is er sprake van een ‘porous self’. ‘Porous’ doet aan poreus denken. Het is doorlaatbaar. Je leeft in een magische imponerende wereld met een onduidelijke grens tussen binnen en buiten. Onpersoonlijke krachten buiten je dringen direct binnen zonder dat je er als duidelijk subject afstand van kan nemen. In die wereld wordt betekenis dus veel minder van binnenuit gegeven, het komt direct van het object buiten.
In de moderne wereld is er sprake van een ‘buffered self’. Ik vertaal dit voor mijzelf als een verstevigd (begrensd) zelf. Een zelf dat in staat is afstand te nemen van zaken buiten de ‘mind’. Er is een duidelijk verschil tussen buiten en binnen. Het zelf heeft een duidelijke grens gesteld, laat niet meer alles onvoorwaardelijk binnenkomen. Er is als het ware meer ‘subject’. Er is reflectie en weging en je geeft van binnenuit betekenis aan wat er van buiten op je afkomt. De eigen innerlijke reactie op het gebeuren ervaar je als cruciaal.
Als filosoof laat Taylor mooi zien hoe we zo de moderniteit inkomen (Zijn boek heet de Secular Age). Voorheen kwam alles als een directe waarheid tot ons en nu hebben we een positie van ‘disengaged’ zijn. Er zit iets tussen mij en de werkelijkheid.
Dit onderscheid roept bij mij een kritische vraag op. Het moderne zelf heeft zich ontdaan van een zekere naïviteit. De wereld buiten ons is ‘ontmythologiseerd’. We hebben geleerd alles te be-reflecteren en in perspectief te zien. Maar heeft al die reflectie ons niet ook opgesloten in het zelf. Ons dis-engaged zijn is een probleem aan het worden. Vanuit een dominante eenduidige werkelijkheid zijn we terecht gekomen in een werkelijkheid waar je een mening over hebt. Misschien is dit wel allemaal ‘fake news’. Het is maar net hoe ik het ervaar, hoe ik het duid. De wereld om mij heen is mijn eigen creatie geworden! Je zou ook kunnen zeggen dat dit ‘zelf’ van ons een beetje vadsig is geworden? De filosoof Harry Kunneman kwam met het prachtige beeld van het ‘het dikke ik’…
En als er nu eens geen ‘Zelf’ is?
Wie gaat rondstruinen in al die visies op ons Zelf, onze ziel, ons diepste wezen en dat wat ons stuurt, komt een paar ontnuchterende regels tegen onder het kopje Boeddhisme: ze gelooft er niet in. Het is allemaal illusie
Ik zal nooit vergeten dat ik een keer in een congres zat. Een zaal vol met goedwillende intelligente mensen. Op het podium zat een Boeddhistische lama in vol ornaat in een stoel. Mooie rode en oranje gewaden. Het was een wat vreemd gezicht want we verwachtten een lezing. Hij had geen papier bij zich. Misschien gingen we wel mediteren of zo. Hij begon toen met een vraag of we onszelf kenden en wat dan dat ‘zelf’ was, of we dat konden ervaren. Wilt u eens bij uzelf naar binnen gaan? Vroeg hij. Ik deed mijn best, sloot mijn ogen, keek naar binnen. Toen ik iets van mezelf dacht te zien, klonk zijn stem: wie kijkt er nu? Wie denkt er nu? Dat was een verwarrende vraag. Ik kon niet tegelijk over mezelf nadenken én over mezelf die over zichzelf nadacht. Ik had het dus verkeerd gedaan. Ik had een concept van mezelf maar ik moest juist nadenken over degene die dat concept zat te bedenken. Weer deed ik mijn best en weer vroeg hij dezelfde vraag: wie kijkt, denkt, voelt er nu? Heb je die in de smiezen? Ik deed mijn best maar het bleek eigenlijk niet mogelijk om als mezelf over mezelf na te denken. Als ik eerlijk was kreeg ik geen vat op mezelf. Wat of wie dacht er eigenlijk? Wat veroorzaakte eigenlijk mijn denken. Ik kwam in een soort ondefinieerbare leegte terecht. Op een gegeven moment zei hij, en ik herinner me nog steeds dat hoge lachje van hem daarbij: you see, there’s nobody home!
Hoe kan alles functioneren als er niemand thuis is? De cockpit is leeg en het vliegtuig vliegt door. Hoe kan dat? Het Boeddhisme probeert deze leegte heel serieus onder ogen te zien. Het geeft je geen antwoorden maar het ontmaskert de zoektocht naar je ware zelf. Het laat zien dat als je afdaalt in jezelf dat je dan steeds weer projecties tegenkomt. Je hebt gemediteerd, bent op retraite geweest, bent afgedaald in jezelf en je ontdekt: Ik ben …. (vul maar in). Wie is degene die dat zegt van zichzelf? Als je die vraag serieus stelt, word je steeds gedwongen beelden los te laten en dus ook je behoefte om een identiteit te hebben, om je met van alles en nog wat te vereenzelvigen.
Het grote gevaar is dat we fixeren en gevangen raken in een te beperkte definitie van onszelf. Daarom zegt het Boeddhisme dat we de leegte onder ogen moeten zien. Het woordje ‘ik’ in ‘ik denk’ heeft misschien wel net zoveel substantie als ‘het’ in ‘het regent’.
Ik leer hier iets belangrijks of misschien moet ik nu wel zeggen: er leert iets in mij…
Het gaat fout als we het willen vaststellen. Als we het benaderen als een ‘ding’. We kunnen dit niet met ‘weten en meten’ benaderen. Dan glipt het je uit de vingers. Je methode van kijken vernietigt datgene wat je wilt zien. Misschien ontdekken we langzamerhand dat we ook met ons mensbeeld nog vastzitten aan het ‘Newtoniaanse denken’. Newton heeft gezocht naar de diepste lagen in onze materie en heeft dat geïnterpreteerd als een vaste kern. Langzaam ontdekken we nu (dankzij de quantummechanica) dat het idee dat alles een vaste kern heeft en dat al die kernen via bepaalde wetten op elkaar reageren, niet meer klopt. We hebben ontdekt dat in de natuur op een dieper niveau alles beweegt. Niets blijft op zijn plaats. Alles is met alles verbonden.
Mijn labyrint
Ik heb een oud labyrint in mijn tuin, een meditatief looppad. Ik struin er graag rond. Geen rechte lijnen maar organische cyclische herhalingen. Ik leer er beter door kijken. In tegenstelling tot een doolhof heeft het pad geen keuzen. Ze vraagt me slechts om te gaan, stappen te zetten. Ze openbaart me geen stip op de horizon, geeft me nog steeds mijn ‘ware zelf’ niet. In plaats van de stip moet ik het doen met een rode verlangende gloed aan de horizon. In plaats van mijn ware zelf leert ze me al wat er is in mijzelf te verbinden met een groter geheel. Het confronteert me met vragen als:
-Ik ben een zoeker maar mag ik ook gevonden worden door datgene wat ik zoek?
-Ik ben bezig met Ken Uzelve maar durf ik mij ook te laten kennen?
Het zijn verbindingsvragen die me uit mijn oude mechanistische wereldbeeld halen. Ik ben niet de ingenieur, de souverein, ik ben een onderdeel van en heb ‘een ander soort kennen’ nodig (Rene ten Bos – Dwalen in het Antropoceen).
Misschien kunnen we meer gaan leren van kunstenaars. Laat ik afsluiten met de kunstenaar Bram van Velde, die lange periodes ‘niets’ deed en voor zich uitstaarde voordat hij tot een creatie kwam:
Mijn manier is dat ik heel diep in mijzelf het onbekende een kans geef. Ik stel me open voor wat ik niet in de hand heb. Voor mij is dat, dat ik mezelf vergeet. Ik verlies mezelf, maar vind mezelf ook terug. Het kost me geweldig veel kracht soms. Om zo ver te komen dat het misschien kan lukken, om het onzichtbare in mezelf zichtbaar te maken. Het lukt alleen als ik totaal afstand doe van mezelf. Ik ben er niet meer, zelfs mijn naam verdwijnt. Het leidt me naar het onbekende. En het is een groot geluk
Rien van der Zeijden